Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [58]Opdat zij wandelen in Mijn inzettingen, en Mijn rechten [59]bewaren, en dezelve doen; [60]en zij zullen Mij tot een volk zijn, en Ik zal hun [61]tot een God zijn. 58. Hij zegt niet: opdat zij kunnen, of mogen wandelen, enz. maar Hij spreekt van de dadelijke gehoorzaamheid, die de wedergeborenen tegen God bewijzen. 59. Dit woord ziet op de zekere volstandigheid dergenen, die tot God waarlijk bekeerd zijn. 60. Zie Lev.26:12. 61. Zie Gen.17:7, en Lev.18:2.